Daar was de Kerstman.
‘Hoohoo,’ viel hij met de deur in huis.
‘Dat zou ik zo niet durven zeggen,’ kalmeerde vader.
‘Eerst eventjes de voeten vegen,’ moederde tante Ria.
‘Ik heb schone voeten,’ weersprak de roodgeklede baardmans.
‘Dat wil ik wel even controleren,’ bulderde oom Hendrik.
‘Dat moet dan maar,’ zuchtte de allochtone rendiermenner.
‘Dat zei mijn vrouw ook vannacht,’ grapte neef Piet.
‘Schei nu eens uit met die flauwe grappen,’ teemde nicht Anna.
‘Ik krijg er het zuur van,’ voegde ze er aan toe.
‘Dat zal wel meevallen. Zal ik nog wat van die lekkere zelfgemaakte punch inschenken?’ bood moeder aan.
‘Een fijn plan. De punch is inderdaad overheerlijk,’ complimenteerde nicht Anna haar.
‘Het wil nog maar niet zomeren,’ veranderde vader van onderwerp.
‘Dat wilde ik nou net zeggen,’ viel de gemutste kindervriend hem bij.
‘U slaat de spijker op de pok,’ koeterwaalde kleine Frits.
‘Wij willen cadeautjes,’ jengelde de tweeling in koor.
‘Geduld is een schone zaak,’ vermaande vader hen korzelig.
‘Kerstman, u ook wat van die lekkere zelfgemaakte punch. Of misschien een vieuxtje?’ lachte moeder.
‘Dat sla ik niet af,’ monkelde de aangesprokene.
‘Hij zal eens nee zeggen,’ lispelde neef Piet tegen niemand in het bijzonder.
‘Die spuugt er inderdaad niet in,’ ginnegapte oom Hendrik.
‘Laten we het alsjeblieft gezellig houden,’ suste moeder.
‘Wij willen nog steeds cadeautjes,’ dreinde de tweeling.
‘Nou, vooruit dan maar, jongens’, streek vader over zijn hart.
‘Maar eerst een mooi kerstliedje zingen,’ soebatte moeder.
‘Ik sluit me geheel bij de vorige spreker aan,’ giechelde tante Ria.
‘Stille nacht, heilige nacht,’ kweelden de tweeling en kleine Frits.
‘Mooi gezongen, kinderen’ juichte het hele gezelschap.
‘En zo werd het toch nog een vrolijk kerstfeest,’ zei ik later tegen mijn vrienden.
Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!