T & E Instituut

Het Tukker & Everwijn Instituut is in 2002 opgericht door Laurine Tukker (1959-2015), beeldend kunstenaar en Eloy BGM Everwijn (1949), algemeen kunstenaar.

Vanaf het begin is gekozen voor een multdisciplinaire benadering. Tekst, film, installaties, muziek, voedsel, gesprekken, acties, meubels: alles kan worden gebruikt. Dit alles kwam samen in het Tukker & Everwijn Huis, een kleine arbeiderswoning aan de Schippersstraat die geheel opnieuw was ingericht. Alleen de stoelen en het vloerkleed waren van Ikea, voor de rest was alles zelfgemaakt, inclusief lampen, deurkrukken en lichtknopjes. Het was een levend museum, waarin groepsgewijs mensen werden ontvangen bij salons. Doel was het Gesprek te bevorderen. Er werden films vertoond en er werd muziek gemaakt. Er werd gegeten en gedronken.

Gesprek

Dat gesprek, daar ging het om. Wij vonden dat mensen te veel keken naar gesprekken van anderen en dus alleen toeschouwer waren. Door onze salons kwamen onze bezoekers weer op spanning voor hun eigen gedachten.

In de loop van de jaren verslechterde de lichamelijke toestand van Laurine. Maar onze lijfspreuk was: ‘Sla munt uit je ellende.’ Toen Laurine steunkousen moest gaan dragen, maakten we daar gelijk een project van dat uiteindelijk resulteerde in een tentoonstelling van tachtig paar steunkousen, door evenveel kunstenaars op onze uitnodiging gemaakt. Dat project heeft de landelijke media gehaald.

Sla munt uit je ellende

De longen van Laurine verslechterden zodanig dat ze zuurstofsuppletie moest krijgen: dat werd dus een zuurstofproject. We maakten een installatie van nagemaakte stromatolieten (kolonies cyanobacteriën die de wereld van zuurstof hebben voorzien.) Een collage van röntgenfoto’s van Laurines longen. Laurine met zuurstoffles, door Frans Blok met Photoshop op diverse plekken in de wereld geplaatst. We maakten een film over de wondere wereld van O5, een superzuurstof. We maakten een kleine bibliotheek met boeken aan het thema verwant, uiteraard alles fake. En natuurlijk weer ontzettend multidisclipinair.

We deden mee aan een expositie over kleding waarbij we uiteraard weer uitgingen van Laurines lichamelijke gesteldheid. Een mantel gemaakt van weggooiwashandjes, sieraden van injectienaalden, dat soort dingen. De achterwand was bedekt met bijsluiters van medicijnen. Wie wat bewaart, heeft wat.

Toen Laurine haar been brak en in een naar revalidatiecentrum op krachten moest komen, ontdekte ze bij de creativiteitsjuffrouw een brok klei. Met een aantal vrienden hebben we honderden beentjes gekleid. Dat resulteerde natuurlijk weer in een tentoonstelling.

Er was al snel een tijdschrift, Missive, die een kleine maar enthousiaste aanhang kent.

We gaven dichtbundels uit, rare boekjes en we maakten muziek.

Nu Laurine dood is, gaat Eloy verder in diverse samenwerkingsverbanden. De geest van Laurine blijft inspiratiebron.