Iemand verdient € 1000 schoon. Stel dat hij voor € 500 redelijk kan eten en drinken en € 400 uitgeeft aan wonen, dan heeft hij € 100 vrij te besteden aan drank en bioscoopbezoek. Iemand verdient € 2000. Dan kan hij nog steeds voor € 500 redelijk eten en drinken. Hij geeft € 700 uit aan wonen en dan houdt hij € 800 over voor leuke dingen. Dat is acht maal zoveel als degene die € 1000 verdient. Bij € 3000 et cetera. Ik ga hier ongelooflijk kort door de bocht, maar het moge duidelijk zijn dat de financiële reserve voor pretjes bij een hoger inkomen met een grotere factor stijgt dan het netto salaris.
Een ambtenaar doet zijn werk, maar vindt dat natuurlijk te weinig gewaardeerd. Hij probeert meer waardering te krijgen door de zwaarte van zijn bezigheden te overdrijven. Als zijn chef zich laat overtuigen krijgt de ambtenaar er een medewerker bij. Hij is nu ook chef geworden en gaat een schaal omhoog. Om zijn ondergeschikte bezig te houden, gaat hij werk creëren. Dat werk wordt natuurlijk ook te zwaar en zijn ondergeschikte krijgt een eigen ondergeschikte. De oorspronkelijke ambtenaar heeft zijn eigen rijkje geschapen en gaat weer een schaal omhoog. Ceryl Northcote Parkinson (met zo’n naam ben je voorbestemd iets bijzonders te worden) ontdekte in de jaren vijftig dat bij het Britse Ministerie van Koloniën het aantal ambtenaren in de loop van jaren steeds toenam, terwijl het aantal koloniën juist sterk afnam. Hij formuleerde het aldus: arbeid dijt uit naarmate er meer tijd beschikbaar is voor zijn voltooiing. Volgens Parkinson komt dat omdat een manager/ ambtenaar geen rivalen wil, maar ondergeschikten.
Een werknemer die ergens goed functioneert, wordt daarvoor vaak beloond door een promotie. Gaat het goed in die nieuwe functie, dan kan de betreffende persoon weer een treetje op de ladder stijgen. Op gegeven moment gaat het natuurlijk mis, want de meeste mensen hebben geen oneindige competentie. Om een of andere reden schijnt het zelden mogelijk te zijn om terug te keren naar een functie op een lager treetje, want dan zou moeten worden toegegeven dat de organisatie een beoordelingsfout heeft gemaakt. Dit mechanisme is ontdekt door Laurence J. Peter, die het aldus formuleerde: in een hiërarchie stijgt stijgt elke werknemer tot zijn niveau van incompetentie.
Mensen hebben een hardnekkige neiging tot het doen van uitgaven die niet nodig zijn. Het is voorstelbaar dat iemand een auto nodig heeft. Om naar de IKEA te gaan, de kinderen naar paardrijles te brengen en om het maandelijkse bezoek aan schoonmoeder te volbrengen. Legitieme redenen om een adequaat vervoermiddel aan te schaffen. Maar mensen met meer geld kopen een grotere auto dan mensen met minder geld, terwijl ze evenveel kinderen en evenveel schoonmoeders hebben. Ze kopen ook duurdere meubels die worden thuisbezorgd. Het nut van een grotere auto is dus onduidelijk.
De vigerende idee is dat dadendrang beloond dient te worden. Met meer inkomen, meer genot en meer status. Omdat de meeste mensen op hun incompentieniveau zitten, zal het met die dadendrang alleen maar verkeerd aflopen. Denkt u even aan onderwijsvernieuwingen of de Betuwelijn. Ik wacht al jaren op een nieuwe bewindsmens, die aankondigt dat hij of zij de komende vier jaar niks anders zal doen dan op de winkel passen. Alleen wat vlekjes wegwerken en voor de rest alleen maar rust. Maar dat kan natuurlijk niet, want er moet geïnnoveerd, geproactiveerd en uitgebreid worden. Het komische is dat individuen last hebben van dadendrang, maar organisaties nooit. De dadendrangen botsen met elkaar. Dat leidt tot veel vergaderen, vliegen afvangen en treiteren. Als een belangrijke beslissing uitgesteld kan worden, zal een beetje bureaucratie daar een middel toe vinden. En anders is er wel een actiegroep of een lobbyclub.
Men streeft. Dat is erg menselijk en heeft in de geschiedenis mooie resultaten opgeleverd. Antibiotica vind ik persoonlijk een aardige vinding. En met de uitrusting waar dit tijdschrift mee wordt gemaakt, heb ik ook weinig moeite. De uitvinding van de sterke drank, uitstekend. Maar de Kalashnikov vind ik minder, net zoals Schuddebuikjes en de Felderhof.
De kunstenaar streeft ook. Hij wil een mooi boek schrijven om de wereld inzicht te geven. Hij wil een stoel maken waarin het goed zitten is, een schilderij om het bankstel zin te geven en een voorstelling waarbij de toeschouwers bevrijdend kunnen lachen. Hij probeert te ontroeren met wonderschone muziek. Goed, hij streeft naar roem en naar een comfortabele bankrekening, maar het hoeft niet. Een beetje erkenning is voldoende. Op een enkele cartoonist na, doet de kunstenaar niemand kwaad, maakt van niets iets en probeert de mensheid te verbeteren. Een beetje kunstenaar heeft het te druk voor kinderen en is dus klimaatneutraal. Hij schept werk, maar alleen voor zichzelf. Hij stijgt zelden tot incompetentie en indien wel, heeft niemand er last van. Het geld dat hij eventueel verdient, investeert hij weer in zijn werk. De kunstenaar is de nobelste mens op aarde. Het is toegestaan hierover na te denken.
Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!