Wij hadden vroeger thuis geen televisie. Dat vond mijn vader niet nodig. Of hij had er geen geld voor over. Voor hem was televisie iets voor cultureel misdeelden, kinderen en bejaarden. Als je je wilde vermaken, ging je buiten of op zolder spelen met de buurjongens. Een boek lezen was ook uitstekend. Als hij er maar geen last van had. Nu had ik een moeder die dol was op gezelligheid. Liefst actieve gezelligheid. Dat kwam neer op spelletjes doen.Je had Halma, Monopoly (dat wij op zijn Nederlands uitspraken), Mens erger je niet en Pim Pam Pet. Die laatste was een van mijn favorieten. Het idee is simpel: je hebt een draaischijf met de letters van het alfabet minus de c, j, q, u, x, y en z. We moeten het de kinderen niet te moeilijk maken, maar toch jammer van die j. Want er waren ook een hoop kaartjes met vragen als: wat vind je op de boerderij? Een juk, had ik dan meteen gekraaid, want ik was er erg goed in. Dat is niet zo raar als je elke dag minimaal één boek leest. Ik had het niet zo op kansspelen, want dan kon iedereen winnen. Er was wel een kansspel dat ik graag speelde. Ik ben de naam vergeten, maar het bord was de wereldkaart met allerlei routes en het gooien van een dobbelsteen bepaalde hoe snel je de wereldreis maakte. Iedereen had een eigen route die natuurlijk allemaal evenwaardig waren, maar als ik de zwarte route nam, won ik vrijwel altijd. Dus ik wilde alleen maar het spel spelen als ik zwart had. Mijn moeder gunde mij dat. Of het toeval was dat ik meestal won of dat het spel niet goed ontworpen was en de zwarte route inderdaad voordeliger was, kan ik helaas niet meer achterhalen.
Er werd ook veel gekaart. Ik herinner mij eenentwintigen, eenendertigen, liegen, pesten en canasta. De laatste was eigenlijk voor volwassenen en duurde urenlang, maar de mogelijkheid voor mij om te winnen was zeker aanwezig. Liegen en pesten, dat klinkt niet echt verheffend, bedenk ik nu.
Dan hadden we natuurlijk dammen en schaken. Dat laatste kon ik redelijk, maar toen mijn drie jaar jongere broer er duidelijk beter in werd dan ik, ben ik ermee gestopt.
Het is duidelijk dat ik slecht tegen mijn verlies kon. Dat is een nare eigenschap die ik deel met de rest van de mensheid, een enkele uitzondering daargelaten.
Ik kan mij precies het moment herinneren dat ik besloot te stoppen met het spelen van competitieve spelen. Ik bezocht eens onaangekondigd het ouderlijk huis van mijn vriend J. Hij was met zijn twee jongere broertjes aan het pokeren. De sfeer was onverkwikkelijk. Het spel maakte van normaal aardige mensen nare types. Daar had ik ook kunnen zitten. Als ik een spelletje speelde was ik dus ook een naar type. Nu wil het geval dat ik verslaafd ben aan een positief zelfbeeld. Ik zie mijzelf graag als een Nobel Mens. Dat zullen meer mensen hebben, maar bij mij heeft het licht pathologische trekjes. Om te vermijden dat mijn zelfbeeld wankelt, is het verstandig situaties te mijden waar mijn slechte kanten worden benadrukt. Dus ophouden met spelletjes, besloot ik.
Een verstandig besluit. Ik was eens op vakantie met een groepje linkse academici. Als het even kon, waren die urenlang fanatiek bezig met het spel Risk. Voor zover ik het begrepen heb, is het daarbij de bedoeling de wereld te veroveren. Omdat je kongsi’s mag sluiten, is het een in wezen stiekem spel. Het verbaasde mij zeer dat die mensen, die tegen imperialisme, kapitalisme en wat dies meer zij waren, zich bij dat spel een identiteit aanmaten die slecht strookte met hun normale attitude.
Over dit verschijnsel zijn een paar theorieën. Een veel voorkomende is wat ik de homeopathische methode noem. We dienen een kleine hoeveelheid ziektemaker toe, waardoor het lichaam wordt geprikkeld om zichzelf beter te maken. Hoewel allang is aangetoond dat de fysieke homeopathie volstrekte lariekoek is, is de methode op zich bij de psyche interessant. Ik gebruik hem zelf. Als er zich ergens een mogelijk probleem voordoet, bedenk ik eerst het slechtste scenario. Virtueel wapen ik me alvast tegen de ellende. De werkelijkheid valt dan meestal mee. Pessimisme toedienen om optimistisch te kunnen zijn. Het zou dus kunnen dat als je de gedachte die achter Risk zit zorgvuldig doseert met het spel, je je naderhand als een fatsoenlijk mens gedraagt. Ik zou ook kunnen zeggen dat hun ware aard bovenkwam, maar daar wacht ik nog even mee.
Een andere klassieke gedachte is: mijn spelen is leren. Dat geldt meer voor non-competitieve spelletjes, zoals vader-en-moedertje, winkeltje en schooltje. Maar het zou ook kunnen dat we Stratego of schaak spelen om naderhand de wereld te kunnen veroveren.
Het fantasiespel van kinderen heeft regels, maar die worden ter plekke bedacht. Er wordt een tijdelijke werkelijkheid gecreëerd. Ik ben ervan overtuigd dat het spelen van rollen in ons vroege leven onze kansen in het leven later verbetert. Het is altijd handig als je een bepaalde kant van je karakter kunt uitvergroten, afhankelijk van de situatie.
Ik kan me vaag herinneren dat ik zo rond mijn vijfde wel eens vader-en-moedertje gespeeld heb. Toen ging ik nog met meisjes om, want zelfs de katholieke kleuterschool was gemengd. Ik heb geen precies idee hoe ik mijn vaderrol invulde. Waarschijnlijk ging ik naar mijn werk of kwam thuis van mijn werk, de belangrijkste taken van een vader. Afscheid en verwelkoming zijn ingrijpende gebeurtenissen. Van dit spel heb ik in mijn latere leven weinig profijt gehad, want ik heb geen kinderen opgevoed en ben zelden naar mijn ‘pesterij’ geweest, een uitdrukking die mijn vader gekscherend voor zijn baan gebruikte. Overwerken noemde hij trouwens ‘onderbroekjes verdienen’.Later speelde ik alleen met jongens. Ons spel was voornamelijk fantasiespel, maar er waren duidelijk competitieve kenmerken aanwezig. We hebben het hier over ‘cowboytje-en-indiaantje’ en ‘riddertje’. Die verkleinwoorden gaven alleen aan dat het een spel was, niet dat we het niet serieus namen. Omdat ik in de groep waarmee ik het spel speelde de oudste en de meest dominante was, was ik de regisseur en de hoofdrolspeler/held. Op het eind had ik altijd gewonnen. Van dit spel heb ik geleerd dat het niet leuk is als een ander de baas is. Bovendien maakte ik van hout zwaarden en schilden, waardoor mijn handvaardigheid verbeterde. Ik heb later heel wat bedden getimmerd. Ook verdiepte ik mij in heraldiek, want ik vond dat onze schilden wel moesten kloppen. Ik weet bijvoorbeeld dat sinopel groen is en keel rood. Helaas is dat absoluut nutteloze kennis, behalve op zeer saaie feestjes.
Terwijl ik dit aan het schrijven ben, komt mij een artikel onder ogen waarin wordt uitgelegd dat kinderen niets leren van het doen-alsof-spelen. Je wordt er niet creatiever of taalvaardiger van en ook niet socialer of zelfbeheerster. Dit is een klap! Heb ik al die jaren indiaantje gespeeld en het heeft me niets opgeleverd! En het gaat hier om een metaonderzoek, niet om een Stapelonderzoek. En ik was er een paar alinea’s terug van overtuigd dat je iets leert van doen-alsof-spelen. Nu kan ik natuurlijk vertellen dat het onderzoek nergens op slaat, maar dan zou ik het hele onderzoek moeten lezen en daar heb ik geen zin in. Wetenschap is goed om onze vooroordelen tegen te spreken en het is een beetje flauw om er alleen de bevestigingen van onze meningen uit te selecteren.
Waarom doen kinderen dan graag alsof? Misschien omdat een kind last heeft van fantasie en graag uit de daagse werkelijkheid wil stappen en doet alsof het in een interessantere werkelijkheid zit. Ikzelf vond het niet leuk om kind te zijn. Ik wilde zo snel mogelijk volwassen worden, want dan had niemand meer iets over je te vertellen. Als indiaan was ik baas over de door mij gecreëerde wereld, niet geremd door veel kennis. Indianen hadden in werkelijkheid een hard bestaan, maar in mijn indianenleven had ik daar geen last van. Ik vocht wel met een grizzlybeer, maar ik overwon altijd zonder enige wond te hebben opgelopen. Een spannende maar ongevaarlijke virtuele wereld. Allemaal ontsnapping dus. En het zal ook wel gelden voor de fanatieke Risk-spelers. Binnen de regels virtueel de wereld willen veroveren zal wel geen kwaad kunnen. Verder onderzoek in dezen wordt echter aanbevolen.
Doe-alsof-spelen hebben een groot voordeel: je maakt de regels zelf. De regels voor Halma en canasta zijn door anderen bedacht. Door een hardnekkige karakterfout kan ik daar niet zo goed tegen. Bij een goed spel hoeft er geen winnaar of verliezer te zijn. Mocht dat toch dreigen, dan kunnen de regels worden veranderd. Het ideale spel is voor mij de vriendschap. Als de ander doet alsof hij mij erg aardig vindt, dan doe ik of ik de ander aardig vind. En een ideaal spel moet men erg serieus nemen.
Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!