Vaderlijke Cultuur

Ik heb een mooie muzikale herinnering: de eerste stereo-uitzending op de radio in de Nederlandse ether. De enige twee zenders die toen bestonden, werkten samen om de Nederlandse bevolking te laten genieten van de Mattheuspassie in stereophonische geluidsweergave. Eén zender voor één kanaal. Er waren twee radio’s voor nodig die na een ingewikkelde afstellingprocedure precies voor één luisteraar het bedoelde effect opleverde. Bij ons thuis was die natuurlijk mijn vader, het grote culturele brein van ons gezin.
De techniek werkte mee om zich zodanig te voelen en misschien voelde hij zich ook het culturele centrum van geheel Crooswijk, een wijk waar je als je foutloos kon lezen en schrijven al een intellectueel was.

Toen hij jong was, was hij in onze parochie cultureel leider van de KAJ, de Katholieke Arbeiders Jeugd. Hij probeerde de Kajotters naar het museum en aan de klassieke muziek te krijgen, maar ik heb altijd de indruk gekregen dat zijn missie jammerlijk mislukt is. De koppen waren te bot voor zijn verheven ideeën. Hoe hij aan die ideeën is gekomen, is mij gedeeltelijk een raadsel. Mijn opa was journalist en mijn vaders belangstelling voor en vaardigheid in taal kan ik daarmee verklaren. Mijn opa was ook regisseur, die zelfs ooit een vaste aanstelling bij het Groot Vlaams Toneel is aangeboden, hetgeen hij overigens weigerde uit onzekerheid over zijn kunnen. Ook mijn vader regisseerde en schreef theatervoorstellingen. En als mijn opa geen zin had om een verslag te maken van een lokale gebeurtenis, stuurde hij mijn vader erop af. Waar ik bij mijn opa altijd de indruk heb gekregen dat zijn culturele belangstelling wat plichtmatig was, brandde er bij mij vader een meer apostolisch vuur. Ik denk dat zijn betrokkenheid bij kunst en cultuur voor hem een mogelijkheid was om zich te onderscheiden van zijn amusische kameraden.

Hij verzamelde bijvoorbeeld reproducties, die hij met grote nauwkeurigheid op kartons plakte. Alle relevante data werden erbij geschreven in zijn zelfontwikkelde uiterst precieze handschrift. Op de zaak waar hij werkte, Nationale-Nederlanden, stond hij bekend als reproductieverzamelaar en hij kreeg regelmatig de afgewerkte kunstkalenders van hogergeplaatsten, die zij waarschijnlijk als relatiegeschenk hadden gekregen. Toen hij eens zo’n kalender kreeg van een directeur zei deze tegen mijn vader: “Ach, meneer Everwijn, ik ben ook maar een eenvoudige wiskundeboer.” Ik denk dat dit een van de mooiste uitspraken uit mijn vaders leven is geweest. Hij begreep natuurlijk: “Ach, meneer Everwijn, U hebt tenminste Cultuur. En ik niet.”

Het aardige van mijn vader was dat zijn smaak nogal avant-gardistisch of in ieder geval modern was. Hij was bijvoorbeeld een grote fan van zijn leeftijdgenoot Karel Appel, die toentertijd nog niet echt salonfähig was. Als er ergens in de stad een nieuw modern gebouw voltooid was, dan ging hij altijd kijken en ik mocht natuurlijk mee.

Hij heeft ook nog twee jaar kunstacademie gedaan. In de oorlog. Toen er brandstoftekort was, sloten de Duitsers als eerste school de academie. Natuurlijk. Mijn vader had eigenlijk binnenhuisarchitect willen worden. Hij had het Bauhaus-evangelie gelezen en wilde daarvan de profeet zijn. De Bauhaus-academie is overigens ook door de Nazi’s gesloten. Maar na de oorlog trouwde hij met mijn moeder en als binnenhuisarchitect zal de toekomst onzeker zijn geweest. Als boekhouder was hij een betrouwbaarder pater familias.

Op een of andere manier is het oog flexibeler dan het gehoor. Avant-gardistische schilders worden snel arrivé, terwijl zodanige componisten zelfs door hun familie zelden gewaardeerd worden. Des te merkwaardiger is het dat mijn vader zich geheel zelfstandig ontwikkelde tot een liefhebber van moeilijke muziek. Debussy, dat is tot daaraan toe, maar Strawinky en zeker Messiaen en Penderevski, die zijn nog steeds geen eenvoudige componisten. Mijn opa was nooit verder gekomen dan Wagner. Ik durf te beweren dat hij in Crooswijk de enige was die dat soort platen in huis had. De laatste twee waren overigens beroepskatholiek, maar dat kan toeval zijn. En natuurlijk jazz, hoewel hij daarin behoudender was en waarschijnlijk heeft hij het nooit als kunst gezien. (Toen ik ouder werd, was free-jazz de enige manier om me muzikaal tegen mijn vader af te zetten. Dat kon hij gelukkig niet volgen.) Ik heb helaas nooit geweten of hij nou echt van die moeilijke muziek hield of dat het alleen maar een manier was om zich te onderscheiden van het klootjesvolk. Het kan zijn dat je begint als iemand die apart wil zijn en eindigt als iemand die dat soort muziek ook echt waardeert en/of begrijpt.

Als kind heb je het makkelijker. Ik heb de kunstlessen van mijn vader ingedronken als levenswater. Mijn door mijn vader gevormde smaak (ik schijn op de kleuterschool al met groot enthousiasme verteld te hebben over een tentoonstelling van Henry Moore die ik samen met mijn vader gezien had) heeft me zeker geholpen om mijn individualisme vorm te geven. Je bent onder meer datgene waar je van houdt.

Zijn burgerlijkheid heeft het gewonnen van zijn progressieve kunstideeën. Cultuur is mooi, maar moet er moet wel brood op de plank komen. Zijn zoon had desnoods hoogleraar in de kunstgeschiedenis kunnen worden, maar geen kunstenaar zonder opdrachten. Het was niet zijn bedoeling om mij klaar te stomen voor het laatste. In zijn ogen was hij mislukt als vader. Op een andere manier ook in mijn ogen. Maar elke dag nog ben ik blij met de geest die in mij is gevaren.

Rubriek(en): De Mens, MissiveTags: , , ,

Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!


Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.