Koken

Mijn moeder was kooklerares. Hoewel het in de jaren vijftig en begin zestig niet geheel netjes werd gevonden dat een getrouwde vrouw een baan buitenshuis had, had mijn vader daar niet zoveel moeite mee. Als kantoorbediende verdiende hij niet buitensporig en het geld dat mijn moeder binnenbracht, verrijkte het hele gezin. Mijn moeder werd qua huishoudgeld nogal krap gehouden, klaagde ze vaak en haar eigen inkomen maakte haar minder afhankelijk. Het betekende overigens niet dat ze dagenlang van huis was, zeker niet toen we nog klein waren, maar van tijd tot tijd moesten we onszelf redden.

Ik hield van mijn moeder en ik stond graag bij haar in de keuken, maar ik kan me niet herinneren dat ze mij koken leerde totdat zij eens ziek werd en haar door de huisarts strikte bedrust werd bevolen. Normaliter meed mijn vader de keuken en de handelingen die daarbij hoorden alsof het een kliniek voor zwaar besmettelijke ziekten betrof, maar in dit geval wilde hij wel de aardappels schillen. De rest kwam voornamelijk op mij neer. Ik rende heen en weer van de keuken naar haar slaapkamer met vragen als hoeveel water en zout het gerecht behoefde en hoelang het moest koken. Mijn moeder lag zich te verbijten in haar bed en mijn vader bad tot allerlei heiligen om mijn moeder weer zo snel mogelijk op de plek te brengen waar zij thuis hoorde. Later heb ik wat gerichter kookles van mijn moeder gekregen, iets dat volgens mijn omgeving tot niet-onaardige resultaten heeft geleid.

Er was een tijd dat mijn moeder een dag in de week niet bij het eten aanwezig was. Het was tevens de tijd dat de kant-en-klare maaltijden voorzichtig hun opmars begonnen. Wij aten dus eens per week door mij ‘bereide’ nasi goreng van Koen Visser. Die bevond zich in een blik. De truc was om eerst een kant open te draaien, dan het blik boven de pan om te keren en dan de onderkant open te draaien. Door aan die kant te drukken en het blik omhoog te tillen werd er een cilinder nasi in de pan gedeponeerd. Met een vork werden dan de korrels van elkaar losgemaakt. Vuurtje eronder en het was smullen geblazen voor de drie mannen. Er werd zoetzuur bij geserveerd en misschien een omelet, maar daar ben ik niet zeker van. Zonder mijn moeder had mijn vader minder de behoefte om autoritair te zijn en ik herinner me deze moederloze maaltijden als uitermate gezellig. Zonder haar bescherming werd mijn broertje wat meer gepest, maar toen is toch een beetje een man van hem gemaakt, want in het leger hoefde hij niet.

Mijn moeder kon lekker koken, dat wil zeggen als ik het eens was met de keuze van de ingrediënten. Op het bereiden van bloemkool met een papje dient een zware straf te staan en nog steeds zult u geen nootmuskaat in mijn keuken kunnen vinden. Maar vaak was mijn moeder bereid om voor mij iets anders klaar te maken. Dat heette verwennen. Zoiets was vroeger pedagogisch fout. Ik ben er haar nog steeds dankbaar voor. (Als ik toch moest eten wat de pot niet lekker schafte, dan had ik een goede truc bedacht: het toevoegen van grote hoeveelheden mosterd of rauwe uien. De scherpte van deze ingrediënten kon elke vieze smaak verdonkeremanen.) Mijn moeder had een aantal recepten die enige faam genoten. Voor haar gebakken mosselen kwamen er collega’s van mijn vader mee-eten en ook haar erwtensoep bracht menigeen in vervoering. Beide gerechten hebben nooit op mijn repertoire gestaan. Je moet je ouders niet in alles willen overtreffen. Er was overigens altijd plaats en genoeg voedsel voor onverwachte gasten, een naar men zegt ongebruikelijke gewoonte bij Nederlanders, maar wij waren thuis een klein beetje bohémien, iets dat bij mij later een tijdje onheilspellende proporties zou aannemen, maar voor dit moment wil ik het gezellig houden.

Het eten met de feestdagen was altijd een probleem. Mijn moeder vroeg dan aan mijn vader wat we zouden gaan eten met Pasen, waarop mijn vader steevast ‘rollade’ antwoordde. Mijn moeder had tal van argumenten waarom dat geen goede keuze was, een rollade wordt snel te droog en de kinderen houden er niet zo van. Achteraf is mij gebleken dat haar belangrijkste argument niet werd uitgesproken: ze hield zelf niet zo van rollade, ze was dol op kip. Voor de jongere lezers moet ik hier even uitleggen, dat kip toen redelijk luxueus voedsel was, wat anders dan op feestdagen nooit werd geserveerd. Het werd dus kip. Gebraden kip. En wat doen wij met kip? Kluiven! Het beeld van mijn moeder die zich vastbijt in een kippenpoot, het vet druipt over haar kin en ze maakt licht grommende geluidjes, dat beeld ligt altijd paraat in mijn hersenpan. Die gewoonte had ze overigens van haar vader, een notoire liefhebber van vette kinnen. We waren bij ons thuis enigszins Bourgondisch en ook dat heeft zich mij in geruime mate ontwikkeld, maar we zouden het vandaag gezellig houden, zei ik al.

In de keuken van mijn moeder werd niet alleen gekookt. Het was tevens haar spreekkamer. Daar werd alles besproken waar mijn vader niks mee te maken had en dat was veel. Niet alleen ik, maar ook vele andere jongeren vonden in die ruimte een welwillend oor en een warm hart. Het bereiden van voedsel ging gewoon door.

Als mensen mij complimenteren met mijn kookkunst, zeg ik vaak: ‘Mijn moeder was kooklerares!’

Rubriek(en): De Mens, MissiveTags: , , ,

Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!


Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.