Herdenken

Ik ben van 1949. Dat is van na de oorlog, maar ik heb nog een bonkaart op mijn naam waardoor mijn moeder toentertijd een extra portie melk kon krijgen, dus ik heb enige officiële verbintenis met de periode. Regelmatig kwam bij ons thuis de oorlog ter sprake, maar dat was nooit in een tragische sfeer, eerder spannend. Zo vertelde mijn vader graag dat hij tijdens een razzia om jonge kerels op te pakken om in Duitsland te werk te stellen, zich verstopt had in het verwulfsel van de kerk, zeg maar de zolder. Ik geloof dat hij zich daardoor een beetje een oorlogsheld voelde.

Mijn moeder vertelde dat ze wel eens kooltjes zocht op een koolaspad om zo wat brandstof te hebben voor het noodkacheltje, maar ik geloof niet dat het haar heeft geknakt. De bekende bloembollen kwamen wel eens ter sprake. De hongerwinter kende duidelijk ontberingen, maar ik heb nooit de indruk gekregen dat de eerste jaren van de oorlog vreselijk ongelukkig waren voor mijn ouders. Ze waren jong en ver van het front. Ze hebben elkaar in 1943 leren kennen bij een schuifdeurtoneelvoorstelling, waarbij mijn moeder mijn vader souffleerde. In tijden van oorlog gaat de liefde gewoon door.
Mijn vader is ook nog lid geweest van de Nederlandsche Unie, een club lieden die vonden, ervan uitgaande dat Duitsland de oorlog praktisch had gewonnen, dat er een tegenwicht geboden moest worden aan de NSB. Samenwerken met de Duitsers, mits de Nederlandsche identiteit behouden kon blijven. Ze spraken zich uit tegen verzet. De Rooms-Katholieke Staatspartij adviseerde haar leden tot de Unie toe te treden, maar ook SDAP’ers en liberalen waren lid. Toen de Unie weigerde openlijk haar steun te verlenen aan de Duitse oorlogsvoering, werd ze door de Duitse autoriteiten in december 1941opgeheven.
Mijn vader heeft geluk gehad. Als de club niet was opgeheven en hij lid was gebleven – en zo’n keurige jongeman klimt snel op in dat soort organisaties – was hij na de oorlog beschouwd als collaborateur. Dan had mijn moeder het uitgemaakt en was ik niet geboren. Het waarschijnlijkste is dat de Unie zich had opgeheven in het zicht van de geallieerde overwinning. Als ze verstandig zouden zijn geweest, hadden ze tevens de ledenadministratie vernietigd. Zo niet, dan waren de kampen voor foute Nederlanders groter geweest dan we ons kunnen voorstellen.
Ik kan niet zeggen dat de oorlog bij mij leeft. Als in de tv-gids ‘Annie’ wordt aangekondigd, weet ik dat het Kerstmis gaat worden. Als ‘Soldaat van Oranje’ komt, zal het wel begin mei zijn. Maar de discussies over 4 mei interesseren mij zeer. Let wel: ik ben buitenstaander. Onze familie kent geen oorlogsslachtoffers en ze zaten voor zover ik weet ook niet in het verzet. Ik kan geen emotie claimen. En om acht uur praat ik binnenshuis rustig twee minuten door.
Oorspronkelijk was de 4-meiviering alleen bedoeld voor ‘allen die voor de vrijheid van het Koninkrijk zijn gevallen.’ Dus alleen soldaten van de goede kant en verzetsstrijders. Niks over joden, homo’s en zigeuners die in kampen of daarbuiten waren ‘ausradiert’. Pas in 1961 mochten de mensen meedoen die in Indië waren gesneuveld. En pas weer een tijd later mochten de slachtoffers van de shoah er schoorvoetend bij. De homo’s en zigeuners weer later, na veel strijd. Tegenwoordig worden alle gesneuvelde Nederlandse soldaten herdacht, ook die van na 1945.
De joodse overlevenden zijn na de oorlog bij hun terugkomst honds behandeld. En in de oorlog is er verdomd weinig gedaan om de deportatie van de joden te voorkomen of op zijn minst te saboteren. Amsterdamse ambtenaren bijvoorbeeld leverden keurig de verblijfplaatsen van de joden bij de Duitse bezetters aan. Maar na de bevrijding was er in Nederland een grote behoefte om de schapen van de bokken te scheiden. Dat kwam er op neer dat behalve de collaborateurs en moffenhoeren alle echte Nederlanders in de oorlog ‘goed’ waren geweest. Een overzichtelijk wereldbeeld. Helaas hebben historici dat beeld moeten nuanceren. Er is op grote schaal met de Duitsers samengewerkt. En mijn opa bijvoorbeeld handelde in goud. Zwart. In sommige kringen stond hij bekend als de ‘witte jood.’ (Ik geloof niet dat dat erg positief was bedoeld.) Hij had een gezin van vijf kinderen. Ik geef hem postuum groot gelijk. Toen ik voor het eerst de beelden zag van het kaalknippen van meisjes die verkering met een Duitser hadden gehad, vervulde mij dat met walging. Ook in tijden van oorlog gaat de liefde gewoon door, zei ik al.
Ik schrijf dit op 4 mei. In stilte. Op 1 mei schreef Hans Vuijsje, directeur-bestuurder van het Joods Maatschappelijk Werk, in de Volkskrant dat de joodse gemeenschap diep gekwetst is door de verbreding van de Nationale Herdenking. De soldaten die gevallen zijn na 1945 wil hij er niet bij hebben. Hij wil terug naar de oorsprong van de herdenking. En dat zegt hij dan namens de joodse gemeenschap. Die bestaat natuurlijk helemaal niet, net zo min als er een Turkse, katholieke of dansende gemeenschap bestaat in Nederland zou bestaan. Sommigen verenigen zich in een club en anderen houden zich daar verre van. Maar dit terzijde.
Op de eerste plaats heeft hij historisch ongelijk, want de joden werden pas later meegenomen in het herdenkingsperspectief, maar ik wil het graag nog ingewikkelder maken. Hij suggereert dat de herdenking een soort soep is. Als ik bij een selderijsoep stukken peen stop, krijg ik een selderij-penensoep. Als ik er ook nog erwten bij doe, wordt het een groentensoep. Vervelend voor de selderijliefhebbers, maar het blijft soep. Ik denk dat het bij herdenkingen anders werkt. Op 2 november hebben de katholieken Allerzielen, waarbij er gebeden wordt voor alle zielen in het vagevuur en die dus nog niet in de hemel zijn. Door voor hen te bidden komen ze sneller in de hemel. Natuurlijk bad iedereen voor zijn eigen onlangs overleden familielid. Bij van overheidswege georganiseerde herdenkingen kan het soms wat druk worden als iedereen zijn eigen krans wil leggen voor zijn eigen vermoorde of gesneuvelde familieleden. De Dam is eindig. Dus doen we het groepsgewijs. Een voor de soldaten van 40-45, een voor het verzet, een voor de Indiëgangers, een voor de joden, een voor de zigeuners en een voor de homo’s. En dan nog een voor de soldaten die na ’45 gesneuveld zijn. Dat zijn er maar zeven. Plaats zat. Als ik emotioneel bij een van deze groepen betrokken zou zijn en ik zou op de Dam staan, dan zou ik toch alleen denken aan mijn eigen groepering. En het zou me volstrekt niet storen als mijn buurman zijn eigen herdenkingsgedachte zou hebben. Als mijn buurman bijvoorbeeld een vergaste homo-oom zou hebben, zal ik niet tegen hem zeggen dat hij ook eens moet denken aan mijn gefusilleerde verzetsoom.
Het Caïro-overleg, een club van christenen, moslims en joden, willen zelfs het herdenken van de soldaten naar een andere dag verzetten. Hun historisch besef is curieus. Maar misschien is het beter als we de Nationale Herdenking deconstrueren. Iedere groepering zijn eigen dag. Dan lopen we elkaar niet zo voor de voeten. Laten we 4 mei behouden als dag voor de tolerantie voor ieders eigen herdenken. Volgend jaar beter.

Rubriek(en): De MensTags: ,

Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!


Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.