Texel

Van mijn eerste echte vakantie kan ik me alleen herinneren dat ik het woord ‘pension’ leerde, we ’s middags warm eten kregen, ik bij een vreemde meneer op de kamer sliep en mijn broertje thuis bij oma moest blijven. Ik heb ook een rit gemaakt op de laatste stoomtrein van Nederland, Bello geheten en ik heb de Alkmaarse kaasmarkt bezocht. Daar zijn foto’s van en toen waren foto’s nog waar. Ik herinner me de foto’s en niet de bijpassende gebeurtenissen.

Mijn vader werkte bij de Nationale (toen nog zonder Nederlanden) en daar hadden ze een zeer actieve personeelsvereniging. Deze huurde vakantiehuisjes en daar mocht het personeel met hun gezin gratis twee weken heen. Op het strand liggen bakken in de zon en van tijd tot tijd het zeewater in, dat was mijn moeders idee van vakantie. Mijn vader hield meer van het bos, maar mijn moeder kreeg altijd haar zin. Op Texel was er ook bos en gelukkig waren daar huisjes beschikbaar. Van tevoren had mijn vader met een bode een overvolle hutkoffer en onze fietsen vooruit gestuurd, want je hebt heel wat nodig voor een comfortabel verblijf. Wijzelf gingen met een groep Nationale-employés en hun vrouwen en kinderen met een gehuurde bus. De stemming zat er natuurlijk goed in, maar ik kan me niet herinneren dat er werd gezongen. (Maar dat zegt niks want elk geheugen is selectief en mijn geheugen verstopt nare dingen.) Het hoogtepunt van de reis was natuurlijk de boot. Als je met een boot moet, ben je extra op vakantie. Op de bestemming aangekomen, was het ontdekken van alle hoekjes van het huisje en de omgeving een Groot Avontuur.

Voor alle zekerheid: we hebben het hier over de jaren vijftig, toen er meer spannende dingen waren dan nu. Mijn oom Arie woonde in een klein noodwoninkje op Zuid en als we daar waren, maakte hij voor mij van een paar stukjes hout een heimachine. Ik heb heel wat lucifers de grond in geheid. Mijn vader haalde bij de houthandel wat overgebleven stukjes hout, hij schuurde ze en ik had een fantastische blokkendoos. We bouwden hutten in het Kralingse Bos en we stuurden per vlieger, met enige hulp zelfgebouwd, boodschappen naar de hemel. Wij maakten onze eigen particuliere wereld.

Het is bekend dat in de jaren vijftig het in de vakantietijd nooit regende en het altijd warm was, dus gingen wij naar het strand. Nu hadden wij het thuis een beetje hoog in de bol, dus moesten we extra ver fietsen naar een niet zo druk strand. Daar aangekomen liepen we nog een dikke kilometer om gevrijwaard te zijn van het gemakzuchtig gepeupel. Er moest natuurlijk een windscherm mee, badlakens en een behoorlijke ravitaillering, dus vader sjouwde zich een ongeluk. Op de juiste plek aangekomen groef hij een kuil om moeder te vrijwaren van eventuele nieuwsgierige blikken. (Er bestaat een fotoboek van een vakantie, waarbij achterin, in een envelop, foto’s van mijn moeder in bikini waren verstopt. Op de envelop stond ‘for men only’) Wij gingen dijken bouwen, schelpen en andere biologische snuisterijen zoeken en desnoods gingen we badmintonnen, hetgeen met de Texelse winden geen sinecure was. Wij dronken lauwe ranja en aten boterhammen met zand. In mijn herinnering waren we volmaakt gelukkig. Het moge duidelijk zijn dat herinneringen onbetrouwbaar zijn.

Als je op een bepaalde plek langer dan een paar dagen verblijft en zeker als dat een paar keer gebeurt, dan wordt een plek van jou. Ik keer graag terug op plekken waar ik al eens eerder ben geweest. Omdat zo’n plek enigszins vertrouwd is, kan je ook beter zoeken. Alleen met steun van de platgetreden paden in ons hoofd kan je iets vinden. Zelfs op de tweede vakantiedag ziet alles er al anders uit dan op de eerste. Niet het nieuwe is interessant, maar het vernieuwde.

Zo rond mijn vijftiende ben ik op Texel bioloog geworden, of liever gezegd natuurliefhebber. Een bioloog heeft een idee over de natuur en dat had ik toen nog niet. Het was voornamelijk gevoel. Ik trok er ’s ochtends met de fiets op uit, vergezeld van een verrekijker, een vogelboek (‘de Kist’ voor kenners) en een paar plastic zakken om planten in te verzamelen, want op een of andere manier is het mij nooit gelukt om aan een botaniseertrommel te komen. Mijn ouders en broer mochten zichzelf vermaken. Ik fietste, liep en kroop door heel Texel om voor mij nieuwe vogels te spotten. Als ik wist dat er na een duintop een plas lag, tijgerde ik naar boven om dan voorzichtig, alleen met hoofd plus verrekijker boven de top uitstekend de plaatselijke avifauna te bestuderen. Met enig geluk kon ik weer een streepje in het vogelboek zetten. Heel zo’n dag was vervuld van ontdekkingsdrang. Ik sprak niemand, maar mijn eenzaamheid was subliem. Weer in het vakantiehuisje teruggekeerd, determineerde ik de onderweg verzamelde planten. Dat was het wetenschappelijk gedeelte. Aangenaam, evenwel minder spannend en minder geestverruimend. Maar toch, vakanties waren studiereizen geworden.

Later werden de vakanties, nu zonder ouders, gevuld met het zoeken naar loslopende meisjes. Dat was ook spannend, maar zelden aangenaam. Ik zocht, maar vond niet. Tenminste niet voor mij. Misschien hadden er boeken moeten zijn met afbeeldingen van soorten meisjes, die ik dan in de vrije natuur had kunnen spotten. Elke keer als ik er weer een ontdekt had, had ik een streepje kunnen zetten. Zien is kennen.

Rubriek(en): De MensTags: ,

Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!


Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.