Roken

Als je jarig was, mocht je trakteren op de lagere school. Natuurlijk je klasgenootjes, die meestal tover- of zuurballen kregen. Twee voor vijf cent, dus niet echt goedkoop. De vriendjes van dat moment kregen er twee, want verschil moet er zijn en we moeten tegen iedereen aardig zijn, maar sommigen zijn aardiger dan anderen en dat mag in een beloning uitgedrukt worden. Als je eigen klas was gefêteerd, dan mocht je de andere klassen langs om eventuele sympatiekelingen ook een bal te geven. De dienstdoende onderwijzers werden getrakteerd op sigaretten. Op een enkele uitzondering na, rookte iedereen.

Mijn vader had mij daartoe twee pakjes meegegeven, waarvan hij een hoekje van de bovenkant had verwijderd, opdat de witte staafjes makkelijk te presenteren waren. De bedoeling was om op het dichte deel van het pakje te slaan en dan kwamen de sigaretten die onder het open stukje waren vanzelf naar boven, een truc die ik nog steeds niet begrijp.
Mijn vader rookte meestal North State, een zogenaamde American blend, dat een stoer maar toch beschaafd imago had. Uiteraard zonder filter. Je had ook Virginia blend, maar dat was minder stoer, meer voor de dames, tenminste zo deed mijn vader dat voorkomen. Dames rookten ook filtersigaretten. In de jaren vijftig was een man die filters rookte enigszins verdacht. Mentholsigaretten waren nog verdachter. (Dat de kleur van veel filters bruin is, komt doordat er vroeger sigaretten waren die ‘cork tipped’ waren. Dit was om het irritante aan de lippen blijven plakken tegen te gaan.)
Op verjaardagen stonden er glaasjes met verschillende merken sigaretten. Een sigaret aanbieden was eigenlijk het roken van de vredespijp. Als een leverancier iets thuis bracht, kreeg hij vaak een sigaret aangeboden, die hij dan niet direct opstak, maar in de gleuf tussen zijn oor en zijn schedel plaatste. Voor later.
Sigaretten waren altijd aanwezig, maar als men een stapje verder wilde gaan in het rookgenot, kon men een sigaar opsteken. Als ik vond dat mijn vader iets verdiend had, kocht ik een sigaar voor hem. Eén. Eenendertig cent voor een bolknak. Die kocht ik bij Sjaak Folders, de lokale tabaksboer. Gedurende het gehele jaar was zijn zaak open, behalve als hij de vierdaagse liep. Dat was zijn enige vakantie. Elke klant gaf hij gelijk, wat voor onzin die ook uitkraamde. ‘Zo is dat, daaaag meneer.’ Een klassieke uitspraak die ik nog graag wel eens wil bezigen.
Sigaren waren bij ons vooral het domein van de boven het gewone volk staande clerus. En dan altijd forse jongens. Geen cigarillos of sprietjes, nee, grote gematteerde tuitknakken. Een beetje pastoor had altijd een instrumentje bij zich om het mondstuk V-vormig af te snijden, teneinde de luchtstroom te bevorderen.

Ikzelf ben redelijk laat gaan roken. Ik had waarschijnlijk al een vermoeden van mijn neiging tot verslaving. Ik heb wel sigarenbandjes verzameld, maar dat heeft niet tot verslaving geleid. Ik ben aan de tabak geraakt via de hasjiesj. Er waren mensen die dat puur rookten in minuscule pijpjes, maar dat was veel gedoe en je kon er onbedaarlijke hoestbuien van krijgen. Gemakkelijker was het om de nepal, afghaan, paak of libanon te verkruimelen in de tabak van een gedeconstrueerde Pall Mall en dat met drie vloeitjes die tot één groot vloei waren geplakt een fijne joint te draaien. Een rolletje van een stukje vloeiverpakkingskartonnetje diende als filter.
Je kunt niet de hele dag stoned zijn en om de zuiglust te bevredigen ging ik tabak roken. De stepping stone-theorie klopt hier, alleen omgekeerd. Van het illegale naar het legale. Eerst filters, daarna shag. Shag roken is duidelijk creatiever dan het nuttigen van fabriekssigaretten. Je rolt tenslotte zelf en elk sjekkie is weer anders. In het bijzonder de keuze van het vloeipapier luistert nauw. In die tijd werd er gedacht dat het papier schadelijker was dan de tabak. Ook de lijm was verdacht, dus waren er mensen die Clubvloei gebruikten. Die had geen lijm en je moest dan een dun strookje van de lange zijde afscheuren. Als je het goede speeksel had, werkte het enigszins. Ikzelf was fan van Le Nil, een uitermate fraai vormgegeven pakje met een woestijnlandschap erop. Als je een medegebruiker van Le Nil ontmoette, schiep dat een band. Dat kon geen slecht iemand zijn.

Als iemand vroeg of hij een sjekkie van je mocht draaien en er dan zo’n dik mogelijk paaltje van draaide, was het gebruikelijk om te zeggen: ‘De sigarenbandjes liggen onderin.’

Ik heb ook pijp gerookt. Een mens doet van alles om op te vallen. En een normale pijp was te oubollig, dus kocht ik bij een winkeltje voor oosterse hippiespulletjes een handzaam waterpijpje van messing. Dat zag er zeer apart uit, maar het roken ervan was helaas uitermate onhandig. Voor dit soort zaken dient men een geduldig karakter te hebben en dat is mij niet gegeven. Een alternatief was de wilde cigarillo. Dat had ik van Clint Eastwood. ‘The Good, the Bad and the Ugly’, dat werk. Altijd zo’n bruine peuk in de mondhoek. Ik was in mijn romantische periode en ik begreep zijn rollen als eenzame wreker in spaghettiwesterns erg goed. Een rolmodel. Omdat ik in de verkeerde tijd leefde en in het verkeerde land, restte mij niets anders dan laarzen te dragen en soms een poncho en wilde cigarillos te roken. Het blijft vreemd: ik was een semi-intellectuele wijsneuzige kletskous die het pacifisme aanhing en ik wilde lijken op een zwijgzame trigger-happy eenzaat. Romantiek is een curieuze zaak.

Waarom rook ik? Men zegt dat nicotine verslavend is, maar ik heb mij een e-smoker aangeschaft en ik krijg dus voldoende nicotine binnen, maar het is niet hetzelfde. Het ding bevredigt ook enigszins mijn behoefte om iets in mijn handen te hebben om mee te spelen, hoewel een staafje kunststof niet hetzelfde is als een zacht sjekkie. Ik mis het rollen. Denk ik. Van mijn vrienden rookt haast niemand meer. Dat saamhorigheidsgevoel van samen binnen roken mis ik af en toe. Maar als ik dan buiten sta om mezelf naar een soort van bevrediging te rollen en er zijn geen sympathieke mederokers, dan heb ik wel mooi een moment voor mezelf. In eenzaamheid krijgt men soms mooie ideeën.

Een tevreden roker is geen onruststoker. Een ontevreden roker is het wel.

Rubriek(en): De MensTags: , , ,

Nog geen reactie, laat uw stem beneden horen!


Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Reactie *
Name *
Email *
Website

Let wel!

Natuurlijk kunt u op dit artikel reageren. Helaas kijken wij eerst of uw reactie voldoet aan onze eigenzinnige maatstaven voor stijl en inhoud. Wij schuwen de kritiek niet, mits goed geformuleerd en onderbouwd. Ook sluiten wij een weerwoord niet uit.

Alvast bedankt.